Door Kees Kugel
Wie ’s zomers na een flinke wandeling of fietstocht is neergestreken op het terras van Tante Til in Enumatil en wachtend op de bestelling naar het huis aan de overkant van de weg kijkt, ziet iets merkwaardigs: in de gevel van dat dubbele woonhuis zijn de contouren van kerkramen te zien. De vraag die bij een heerlijk kopje thee bij je opkomt is: wat is de geschiedenis van dit woonhuis in Enumatil? Je gaat je erin verdiepen en er ontrolt zich een boeiend stuk regionale kerkgeschiedenis.
Velen van ons weten nog wel dat de 80-jarige oorlog heeft geduurd van 1568 tot 1648. Het was in die tijd dat er te Enumatil en andere plaatsen in het Groningerland een aantal schansen werd aangelegd ter verdediging van land- of waterwegen. Het is van belang om te weten dat de 80-jarige oorlog niet hoeft te betekenen dat het gehele grondgebied van het toenmalige Nederland ook werkelijk 80 jaren lang onder Spaans toezicht was gesteld. In sommige delen van het land betekende dit dat er slechts gedurende enkele jaren sprake was van een Spaanse overheersing. De 80-jarige oorlog speelde zich in dit deel van het Westerkwartier dan ook in hoofdzaak af in de jaren tussen 1579 en 1594.
Lees meer: de Enumatilster Schans
In de 80-jarige oorlog speelde Enumatil een niet onbelangrijke rol in de strijd om de stad Groningen. In die tijd was er op de plaats waar nu het dorp ligt een schans gevestigd. Op de plattegrond - en beter nog op luchtfoto's - van Enumatil zijn de omtrekken van deze schans nog gedeeltelijk terug te vinden.
De geschiedenis van Enumatil gaat nog verder terug. De eerste "til van Enema" is rond 1445 gebouwd. Via de bruggen bij Leegkerk en Enumatil liep de hoofdweg van de stad Groningen naar West-Vredewold en Friesland, De postkoets naar Lemmer trok via Enumatil. Voor 1600 bereikte men Hoogkerk vanuit Groningen via de verbrede Hoensloot, verder liep de waterroute langs de Poffert, de Munnikesloot, het Leekstermeer, het Lettelberterdiep en het Emetilsterdiep tot de Bril en vervolgens door het Niekerkerdiep.
Het verlengde van dit laatste diep is nu een onbetekenende sloot met de naam Colonelsdiep, genoemd naar Kolonel Caspar de Robles, Spaans stadhouder van 1573 tot 1576. In 1616 pas werd het gedeelte van het Hoendiep tussen de Poffert en Enumatil gegraven.
Over de Spaanse tijd schreef A.M. Venema, schoolonderwijzer te Enumatil in 1828:
In de Spaanse oorlog is er een schans geweest te Enumatil, genaamd de Opslag. De heer van Nienoord, Wigbold van Ewsum, heeft omstreeks 1572 die schans gemaakt, teneinde zijn zout-keeten die hij er had te beveiligen tegen vrijbuiters.
Helaas haalt Venema een paar namen door elkaar. Volgens Dr. G. Overdiep1 bevond de Opslag zich in de buurt van Niezijl. De zoutketen stonden waarschijnlijk in Zoutkamp. In 1590 bemachtigden de Spanjaarden de schans van Enumatil. Overdiep verhaalt uitvoerig hoe Graaf Willem Lodewijk de Schans herovert: " Terwijl Verdugo uit diens gouvernement afwezig is, laat Wilem Lodewijk allereerst op 19 maart de schans Enumatil aanvallen, waarlangs dagelijks door het Hoendiep smokkelschepen (lorrendraayers ) met waren uit Friesland naar Groningen varen. Een met een mastkorf uitgerust schip van oorlog onder leiding van hopman Gerrit Cornelisz Schay vaart dicht onder de schans door, hetgeen het garnizoen van 27 man toelaat, omdat men denkt dat het een smokkelschip is. Schay vaart tegen de wal en zijn soldaten schieten vanuit het schip en uit de mastkorf in de schans. Hopman Michel Hogelcke, een Lubecker, die in de schans Niezijl het bevel voert, valt dan vanuit het westen de schans aan en verovert deze. Hiermee was de strijd rond Enumatil echter niet afgelopen.
Op 15 juni van het volgend jaar wordt de door Willem Lodewijk versterkte schans door Verdugo heroverd. Verdugo verhoogt en verbreedt de wallen en verbreedt ook de gracht; niettemin slaagt het leger van prins Maurits er op l juli 1591 in, wederom de schans in Hollandse handen te brengen. Toen uiteindelijk in 1594 Groningen van de Spanjaarden werd verlost, was de schans veranderd in een aardhoop, en van Enumatil was weinig meer over.
80 jaar later, tijdens het beleg van Groningen door de bisschop van Munster, "Bommen Berend", moest Enumatil weer het nodige doorstaan. Ter verdediging van de stad had Rabenhaupt grote gedeelten van de landerijen rondom Groningen onder water laten zetten. De Munstersen hadden zich in Nienoord verschanst en hielden vandaaruit strooptochten. Boeren, door Rabenhaupt opgeroepen voor de verdediging van de stad, moesten strategisch gelegen bruggen, waaronder die van Enumatil, bewaken. Op 13 juli 1672 werd door 2000 man van Bommen Berend een aanval op de brug van Enumatil ingezet. De verdedigers waren machteloos tegen deze overmacht en namen de vlucht naar de stad.
Veel later is rondom de herbouwde brug langzamerhand weer een dorp ontstaan, in 1744 telde het dorp nog slechts 14 huizen. In de negentiende eeuw kende het dorp zijn grootste bloeiperiode, dankzij de kruising van een belangrijke vaarweg met een weg over land. Het dorp had een uitgebreide middenstand, en vier molens lieten er hun wieken draaien. Alleen de korenmolen "Ebenhaezer", na een verwoestende brand herbouwd in 1907, en in 1966 volledig gerestaureerd, is weer maalvaardig. Veel meer over deze en alle ander molens in Enumatil staat in het artikel de molens van Enumatil.
Rondom Enumatil hebben de waterwegen altijd een belangrijke rol gespeeld. In het bekende boek van G. H. Ligterink vinden we o. a. vermeld dat het Wolddiep, dat bij Trimunt begint en bij Enumatil Matsloot heet, vroeger over Den Horn naar Schouwerzijl liep. In 1818 werd het uitgediept ten behoeve van het vervoer van turf uit de Traanster venen. Ook werd de loop toen veranderd. Voor die tijd kwam het water aan de noordkant van het dorp via een sluisje in het Hoendiep, vermoedelijk tussen de panden Molenpad 2 en Molenpad 4.
Ligterink legt ook uit hoe Enumatil aan zijn kIeibodem komt. duizenden jaren geleden lag op de plek van Enumatil het dal van de Oude Riet. dit Rietdal, dat later de grens tussen Langewold en Vredewold vormde, liep over Enumatil oostwaarts, boog dan bij Den Horn naar het noorden af langs de hoogte van Noord- en Zuidhorn. Nu nog is op de topografische kaart van de omgeving deze loop te herkennen aan de hand van sloten en hoogtelijnen.
In de rivierbedding zette zich klei af; het omringende land bestond uit veen. Later steeg de zeespiegel, zout water drong het dal binnen, en de Riet slibde dicht. Aan weerszijden van de dichtslibbende rivier is het veen later door inklinken flink gezakt, waardoor de "kleidijken" als ruggen boven de omgeving uitkwamen. Vandaar namen als "Dijkstreek" en "Westerdijk". Tijdens de aanleg van een diepriool in 1985 was in de Dorpsstraat te zien dat het dorp op een kleilaag van zeker 7 m ligt, met daaronder een veenlaag.
bronnen:
Molen 1
In het verleden hebben diverse koren-, olie-, pel- en houtzaagmolens in het dorp gestaan; de oudste molen dateert uit de 17e eeuw. Het was een standerdmolen die op de toenmalige Schans stond.
Op 25-06-1628 moest deze molen op last van de provincie worden afgebroken. De reden hiervoor was dat er in de provincie te veel korenmolens stonden en dat er vanaf die tijd belasting moest worden betaald op het gemaal. Daarom werd het aantal molens gemakshalve verminderd, om de controle te vereenvoudigen. Bij elke molen moest op last van de provincie een sarrieshut worden gebouwd.
Deze huisjes werden vanaf 1628 gebouwd, als woning van de chercher, een ambtenaar, aangesteld door de Staten van de provincie Groningen (Stad en Lande), die belast was met de controle op de belasting. Deze belasting was een 'recht' dat geheven werd op het bij de molenaar ter vermaling aangevoerde graan.
Het woord chercher is afgeleid van het oud-franse woord sarchier, hetgeen belasten betekent. Het huidige woord chercher betekent zoeken, opzoeken; (af-, op)halen; het woord chercheur betekent (onder)zoeker, vorser. In Groningen werd de naam verbasterd tot ´sarries´ en de cherchershut tot ´sarrieshut´.
Om voldoende geld binnen te krijgen voor de strijd tegen Spanje, werd deze belasting in het begin van de 80-jarige oorlog ingevoerd. Maar ook daarna werd deze belasting gehandhaafd en uiteindelijk pas afgeschaft in 1855, vier jaar na de invoering van de gemeentewet in 1851.