In het kader van visrechten van het Leekstermeer is in 1449 voor het eerst sprake van het kerspel Oostwold. Uit geschiedkundige gegevens blijkt dat Oostwold in elk geval al in 1514 bestond want toen werden kerk en dorp geteisterd door oorlogsgeweld. Rond 1635 was De Gave een belangrijke vaarweg tussen Groningen en Leeuwarden.
In 1828 vermeldt de hoofdonderwijzer in het schoolmeestersrapport dat er een kerk, een pastorie en een winkel waren. 18 jaar later waren er twaalf huizen en zestig inwoners. De weg van Midwolde naar de Poffert werd pas in 1861 aangelegd, waardoor Oostwold minder geïsoleerd kwam te liggen. Oostwold kwam te liggen aan de belangrijke wegverbinding Groningen-Heerenveen. Deze weg moest tot de komst in 1960 van de A7, eerst een tweebaansweg, alle verkeer verwerken. Oostwold is eigenlijk nooit een agrarisch dorp geweest. De komst van de strokartonfabriek Erica II - aanvankelijk aardappelmeelfabriek - in 1914 gaf het dorp een ander karakter dan de overige dorpen in dit gebied. Oostwold heeft een hechte dorpsgemeenschap.
door Jaap Diepstra
Hoe en wanneer Oostwold is ontstaan valt niet meer na te gaan. Het zal ook wel niet meer te achterhalen zijn. Duidelijk is echter wel dat Oostwold (toen Oestvold genaamd) al bestond in 1514. Vermeld wordt dan dat kerk en dorp werden geteisterd door oorlogsgeweld tussen de Saksische Hertog en de stad Groningen. Erg groot zal het dorp toentertijd niet zijn geweest. Van komvorming was beslist geen sprake. De kerk, omringd door enkele woningen, verder aangevuld met in de omtrek verspreid staande boerderijen en kleine tot zeer kleine woningen voor de arbeiders zal men aangeduid hebben met Oostwold.
Lees het hele artikel in PDF onderaan deze pagina
Hans Top
In vroeger tijden waren er andere volksgebruiken dan vandaag de dag. één zo'n gebruik in de jaren 1500 en 1600 was de uitvaartmaaltijd of utigst zoals men dat toen noemde. Het was eigenlijk meer dan een volksgebruik. Het was een exces dat zijn oorsprong had in het heidendom. Toen de Germanen hier nog rondliepen, was het bij hen gewoonte om na afloop van een begrafenis een grote maaltijd aan te richten en daarbij een stevige borrel te drinken. De overledene kreeg zelfs een deel daarvan mee op zijn of haar reis naar het 'zielenland'.
Bij de maaltijd werd zoals reeds gezegd, stevig gedronken, vooral bier. Die gewoonte was in 1500 en 1600 hier te lande ook nog volop in zwang. Het bier dat bij dergelijke gelegenheden werd gedronken, was niet anders dan het normale kluunbier dat vanwege de gelegenheid waarbij het werd gedronken, leedbier werd genoemd. Het leedbier vormde in het eentonige landleven van die tijd een welkome afwisseling.
Een dergelijke uitvaartmaaltijd, waarbij een keur aan spijzen werd opgedist en met veel bier werd overgoten vormde een kostenpost die iedereen lang niet kon betalen. Een voorbeeld daaromtrent vinden we in het boek van Dr. G.A.Wumkes, De Gereformeerde Kerk in de Ommelanden tusschen Eems en Lauwers 1595 - 1796.
Ik citeer:
"nadat de huisvrouw van pastor Vincentius te Oostwold bij het Leekstermeer was uitgedragen, schijnt ook goede sier gemaakt te zijn. Er werd o.a. getrakteerd op kersen. Een van de gasten kreeg naar zijn zin er niet genoeg en eiste meer. De pastor bestrafte hem, zeggende dat hij hem met syn tractement behorde te laten genogen, terwijl zijn schoonzuster er aan toevoegde: he behorde gelick sine naburen tho husz tho gaen"
Jaren later was dit gebruik nog steeds aanwezig. Meester T.H.Jongsma schreef in 1828 in zijn schoolmeestersrapport: "Ongelukkig heeft hier veelal de slechte gewoonte plaats van voor en na de begrafenis te veel sterken drank te gebruiken, zoodat het dikwijls eerder eene onbetamelijke bruiloft dan eene begrafenisplechtigheid schijnt te zijn". In een ander hoofdstuk van zijn schoolmeestersrapport schrijft hij: "Sterken drank wordt er ten minste in vier huizen verkocht".
Voor de volledigheid is het in dit verband wel leuk om te weten dat toen Meester Tjibbe Hessels Jongsma op 17 mei 1875 overleed, er voldoende geld was gespaard, zodat zijn vrouw het café Het Witte Paard kon laten bouwen.
Dat niet alleen een overvloedige maaltijd problemen kan geven maar ook drank voor moeilijkheden kan zorgen, las ik in een boekwerkje genaamd: "Een bloemlezing uit de onderwereld", een uitgave van de vereniging De vereenigde distillateurs te Schiedam. In dit boekje uit de dertiger jaren van onze eeuw wordt melding gemaakt van de problemen van het illegaal stoken van alcohol om zodoende de accijnzen te omzeilen. Dit was in die tijd in het gehele land een probleem. Diverse krantenberichten zijn in dit boekwerkje opgenomen, waarbij het me opviel dat met name de gemeente Leek niet wordt overgeslagen en de naam Oostwold ook geregeld wordt genoemd.
Hieronder volgen een aantal krantenberichten uit die tijd.
Geheime distilleerderij ontdekt - twee fabrikanten aangehouden.
Leek - donderdag. Hedennacht heeft de Rijks- en gemeentepolitie, in samenwerking met rijksambtenaren, een volledige geheime distilleerderij ontdekt in een schuurtje staande op het erf van den landbouwer H.K. te Lettelbert bij Leek. In beslag werd genomen 150 liter gestookte vloeistof en plm. 30 liter zuivere alcohol. Aangehouden zijn de 35-jarige A.V., ontslagen machinist aan een fabriek te Oostwold en zijn medeplichtige, de 37-jarige winkelier J.B. De aangehoudenen zouden deel uitmaken van een groot complot. De zaak is nog in onderzoek.
(Het Volk, 13.10.1932)
Geheime distilleerderij en smokkelarij bij Oostwold.
De belastingambtenaren en de Rijkspolitie van Leek en Oostwold hebben een volledig geheime distilleerderij ontdekt in de woning van den arbeider H.K. wonende bij de Poffert onder Oostwold. Het toestel is naar het gemeentehuis in Leek vervoerd. Een hoeveelheid nog niet geheel bewerkt gedistilleerd is eveneens in beslaggenomen. Proces-verbaal is opgemaakt.
(Ons Belang 13.09.1933)
Geheime distilleerderij ontdekt - De drankstoker zat er bij te slapen. - Derde geval in de gemeente Leek.
Groningen, 1 november. In de gemeente Leek is voor de derde maal binnen een jaar een geheime distilleerderij ontdekt en dat voor de tweede maal te Pasop onder de gemeente Midwolde. 's Nachts om drie uur zijn de burgemeester, de rijks- en de gemeentepolitie van Leek en Oostwold en de belastingambtenaren er op uit getrokken. Na eenigen tijd zoeken ontdekten zij het in werking zijnde toestel met den drankstoker slapende er voor in een hut die apart stond op een erf. Het gebouwtje was op slot en zoo afgedekt, dat het licht niet naar buiten kon dringen. De drankstoker is de drieendertigjarige arbeider G.J. die ongehuwd is en inwoont bij zijn broer S.J. op wiens erf de hut stond. Een grote voorraad ingrediënten is met het toestel in beslaggenomen.
(De Telegraaf 01.11.1933)In den woning van den werklozen arbeider H.K. te Oostwold heeft de ambtenaar van de directe belastingen D.Noordveld op 2 september jl. een distilleertoestel gevonden achter een ledikant. Mr. Rohmer vroeg verbeurdverklaring van de inbeslaggeno-men goederen en de officier van Justitie Mr. Rombach eiste 6 weken gevangenisstraf.
(Groningsch Dagblad 02.02.1934)
Het lijkt er nu een beetje op dat Oostwold door mij met opzet in een bepaald daglicht wordt geplaatst. Dit is echter geenszins de bedoeling. Plaatsen als Hoogkerk, Zevenhuizen, Tolbert en Opende komen ook regelmatig in het boekje voor. Ik heb uitsluitend enige curiositeiten uit het verleden willen tonen. Het waren zaken die voorheen als misdrijf of overtreding werden beschouwd. Vandaag de dag kijken velen daar op een heel andere manier tegenaan.