In de zestiende eeuw hadden vrouwen weinig te vertellen. Toch wist de Groningse weduwe Beetke van Rasquert een sterke positie op te bouwen. Ze leidde met succes een veenontginningsbedrijf en breidde de familiebezittingen voortvarend uit.
Betica, Beatrix, Beteke of ‘Beetke’ Aylkema van Rasquert wist vermoedelijk al jong dat ze geen doorsneemeisje was. Ze was enig kind in een voornaam gezin dat bij Rasquert/Baflo een familieheerd met een gracht bewoonde, die midden in de eigen landerijen lag. Haar vader Azege Aylkema thoe Rasquert was een zogenoemde hoofdeling. Deze titel was voorbehouden aan edelmannen die in de Friese landen – waarvan het Groninger Ommeland toen deel uitmaakte – veel
macht hadden.
In het nawoord van dit artikel wordt een eerdere publicatie over Beetke genoemd. Dit stond in Historisch Leek jaargang 22 nr 3, juli 2008 Dit artikel is hier te lezen als PDF.