Rond de benedenste sluis - Sikke Cazemier
Historisch Leek 18-3, juni 2004

Een sluis bevond zich te Diepswal (nog aanwezig), de andere - de benedenste sluis - bevond zich midden in het dorp Leek. Toen in 1896 de Leekster sluis werd vernieuwd, werd nevenstaande foto genomen. De sluiskolk werd opnieuw opgemetseld en waarschijnlijk ook wat ruimer gemaakt in verband met de maat van de schepen. Er werden nieuwe sluisdeuren en een voet-gangersbrug aangebracht. Op de foto is goed te zien, dat de sluis werd voorzien van een rinket, een omleiding, waardoor de sluis-meester het overtollige water uit het hogere kanaalvak kon laten wegstromen naar het lager gelegen kanaalvak, zonder dat dit water de sluiskolk passeerde. Dit rinket bevond zich onder de bestrating van de Kerkweg. De foto werd gemaakt, terwijl de straat helemaal opengelegd was met het oog op de aanleg van dit rinket.
Omstreeks 1930 werd de Leekster sluis voorzien van een elektrische opmaalinrichting, zodat het ook mogelijk werd via het rinket water in het hogere kanaalvak te pompen wanneer het waterpeil daar te laag geworden was. Vroeger deed men dit met behulp van drie windwatermolens aan het Molenkanaal. Het Molenkanaal was een omleiding (buiten de dorpsbebouwing) tussen de Schilhoek en het Hoofddiep te Diepswal. Via het Molenkanaal werd water opgemalen in de richting van Zevenhuizen buiten het benedenste, middelste en bovenste verlaat om. In de 19e eeuw was het Molenkanaal in onbruik geraakt.
Het werk aan de sluis te Leek trok nogal wat kijkers. Werkers en toeschouwers poseerden graag voor de fotograaf. Het maken van een foto was immers geen alledaagse gebeurtenis. Het was natuurlijk van belang, dat het werk aan de sluis in een zo kort mogelijk tijdsbestek plaatsvond, want gedurende het karwei was geen scheepvaart mogelijk. Toch passeerden in 1896 nog 1168 vaartuigen de sluis. Als we het aantal werkdagen in een jaar op 300 stellen, betekent dit, dat elke dag gemiddeld 4 schepen geschut werden!
Destijds woonde de sluismeester in het pand naast de hervormde kerk, dat nagenoeg onzichtbaar is door de bomen in het midden van de foto. Rechts van deze bomengroep was een winkelpand. In 1880 is in dit pand een manufacturenzaak gevestigd door Jozef Gerzon Levie uit Roden. Zijn zoon Samuel Levie en zijn kleinzoon Mozes Levie zouden deze zaak voortzetten tot in de eerste jaren van de Tweede Wereldoorlog. De ingang van de winkel bevond zich tussen de beide hoge etalageruiten. De toegang tot het woon-gedeelte bevond zich in de noordoostelijke zijgevel, op de foto dus niet zichtbaar.
{mospagebreak}In het begin van de negentiende eeuw had dit pand huisnummer 123. Het huis er naast - net zichtbaar achter de bomen - was genummerd 124. De open ruimte tussen nr. 123 en 124 gaf de plek aan waar ooit de wal van de Leekster schans was. Huis 123 lag buiten de schans, huis 124 lag net er binnen. In 1896 was deze plek bebouwd met een schuur. Later werd die schuur vervangen door een woning. In Huis 123 - de manufacturenzaak van Levie - is ook gedurende vele jaren een bakkerij gevestigd geweest. Middenstanders vestigden zich graag in de naaste omgeving van de sluis en de brug, omdat veel schippersvrouwen gedurende het oponthoud bij sluis en brug van de gelegenheid gebruikmaakten hun inkopen te doen bij de winkels in de buurt.
Rond 1920 waren de bomen langs de Kerkweg verdwenen . De ruimte tussen de manufacturenwinkel van Levie en de dienstwoning van de toenmalige brug- en sluiswachter Arend Pompstra was grotendeels opgevuld door het bouwen van een nieuwe woning. Er was een smal stukje tuingrond overgebleven, van de weg gescheiden door een hek. Dat hekje komt hierna nog weer ter sprake. De manufacturenwinkel van de familie Levie heeft ruim zestig jaar bestaan.
Het volgende is ontleend aan het boek DE JOODSE GEMEENSCHAP in het Groninger Westerkwartier, Peize en Roden, door drs. G.J. van Klinken en mr. J.H. de Vey Mestdagh:
In 1910 telde de gemeente Leek twaalf manufacturiers, van wie vijf joods waren. De joodse manufacturiers woonden allen in het dorp Leek. De grootste manufacturenzaak van de gemeente stond aan de Nieuwe Streek, thans Bosweg. Eigenaar was de firma S.H. Aptroot.
In 1917 brachten Hartog Denneboom en Duifje Lehmans hun te Nietap gevestigde zaak over naar het grote winkelpand aan het Piepke, net binnen de grenzen van Leek (thans Dierenspeciaalzaak Pets Place). Vanuit de winkel zag men links de brug over het Hoofddiep, rechts was er het uitzicht over het Piepke naar de Nietap. Op 1 januari 1938 werd deze zaak voortgezet door de zoons Herman en Abraham Denneboom.
Naast deze beide grote zaken waren er twee kleinere: Samuel Woudstra (later zoon Abraham Woudstra) naast de synagoge aan het Hoofddiep en die van Abraham From, ook aan het Boveneind. In 1932, toen de crisis op z'n hevigst was, moest From zijn winkeltje sluiten.Tussen de beide grote en de twee kleine zaken stond vlak bij de sluis de winkel van Levie. Jozef Gerzon Levie, geboren te Roden in 1828, vestigde zich in 1861 te Leek. In 1880 opende hij een manufacturenzaak aan de Kerkweg, even ten zuiden van de hervormde kerk. Men had er uitzicht op de sluis in het Hoofddiep. Aan de overkant van het diep, richting Zeven-huizen, bevonden zich de joodse school en de synagoge. De Levie's bouwden een trouwe klantenkring op. Ook kon bij Levie kleding op maat besteld worden. Voor dames, die nog traditionele klederdrachten droegen had Levie oorijzerhoeden. Reclame werd gemaakt onder het motto: 'Zoekt uw voordeel'.
In 1913 kreeg de winkel een nieuwe pui met moderne spiegelruiten in plaats van de smalle ramen met glas-in-lood. Jozef Levie's zoon Samuel werkte in 1910 als 'reiziger' voor zijn vader. Met de koffer op de fiets ging hij zijn klanten langs. Op de boerderijen langs de Jonkersvaart was hij een bekende bezoeker. Het vrouwvolk op de boerderijen vond het altijd wel plezierig wanneer de werkdag door de komst van de lapjeskoopman even onderbroken werd. In 1913 nam Samuel Levie de zaak over. Hij exploiteerde ook enige tijd een hoedenmakerij, was agent van een brandverzekeringsmaatschappij en was verder erg actief binnen de joodse gemeente. Hij werd voorzitter en werd gezien als de primus inter pares. Levie - een zeer beminnelijk en sociaal voelend man - werd ook gemeenteraadslid van Leek. Op 1 februari 1938 droeg hij zijn winkel over aan zijn zoon Mozes Levie. Hij en zijn vrouw gingen rentenieren. Er werd hun slechts weinig rust gegund, want de Duitse inval in mei 1940 zou de inleiding zijn voor het onheil, dat de joodse gemeenschap ging treffen. Levie sr. en zijn vrouw werden op 14 januari 1943 in Auschwitz om het leven gebracht. Mozes Levie, in 1939 getrouwd met Sophia van der Wijk, stierf in het concentratiekamp Vught (2 oktober 1943). Sophia Levie-van der Wijk dook onder en overleefde de oorlog.